Usbekistan klingt wie der Inbegriff von Exotik.
Dit is de eerste zin van de Duitse gids (Trescher Verlag) over Oezbekistan en het ideale begin van mijn verslagjes van onze reis naar het onbekende Oezbekistan. Ik kende de namen van twee steden, Tasjkent en Samarkand. Die hadden echter, wat mij betreft, evengoed in Tadzjikistan of Turkmenistan kunnen liggen. De Zijderoute. Dat wel, maar verder ging mijn kennis niet. En nu staat die reis voor de deur. Eigenlijk onverwacht, maar nu wel vol verwachting voor wat gaat komen. Oezbekistan, here we come.
Met veel dank aan Paul Catteeuw, die met zijn boeiende reisverslagen ons heeft meegenomen naar Oezbekistan!
- Aantal reisverslagen: 10
- Aantal foto’s: 192
- Laatste verslag: 21 mei 2023
- Reisduur: 14 dagen
- Reisperiode: 09 t/m 22 mei 2022
Maandag, 8 mei 2023 – Vertrokken
Alles staat klaar om morgen te vertrekken naar Oezbekistan. Naar een andere wereld, maar met wat we nu weten vooral ook naar andere temperaturen. We laten de triestige Belgische lentedagen achter ons en begeven ons naar een zone met gemiddeldes van 30° Celsius. En drie uurgordels verder. Het wordt een serieuze aanpassing.
Gisteren nog gekeken naar de Nederlandse VPRO-reeks Langs de nieuwe zijderoute met Jelle Brandt Corstius en Ruben Terlou. Beide mannen hebben een heel empathische manier van reizen en weten op natuurlijke wijze een beeld te creëren van de landen langs die zijderoute. Allemaal delen van de vroegere USSR (Sovjet-Unie). Aan de ene kant hoor en zie je de nationale trots, maar aan de andere kant ook de nostalgie naar een wereld die veel duidelijker in elkaar zat. Voor mij leken het echo’s van de Wiedervereinigung van de twee Duitslanden. Wat op het eerste gezicht een natuurlijke symbiose leek, was dat na vierenveertig jaar opsplitsing en achtentwintig jaar Berlijnse muur niet meer zo vanzelfsprekend. En ook daar zag je een vorm van losgeslagen zijn. Iets wat je trouwens nog altijd terugvindt in het stemgedrag van Ossies en Wessies. Pure Ostalgie.
Dinsdag, 9 mei 2023
Toch wel vroeg op voor een gepensioneerde. Kwart voor zes in de morgen. Uiteindelijk maar goed ook, want de snelweg naar Zaventem was al aan het dichtslibben. Meteen toch wel blij dat ik niet meer elke dag die snelweg op moet.
In Zaventem is het dan een ellenlange file aan de pascontrole. Geen idee waarom. Ondanks zelfs de drie kwartier vertraging blijft er daardoor uiteindelijk toch geen tijd over om de krant te lezen. Een luchthaven is een beetje zoals een ziekenhuis, je weet altijd wanneer je binnengaat, maar wanneer je echt vertrekt, dat is een andere zaak.
Wat volgt is een lange dag van vliegen. Langere tussenstop in Istanboel in die verschrikkelijk grote luchthaven. De Turken zijn die aan het uitbouwen tot de hub voor Europa richting het oosten. Als je West-Europa niet politiek kunt overtuigen, dan doe je het maar in de lucht. Ook in september is het Turkish Airlines voor mijn vlucht naar Jakarta.
Ooit schreef ik in 1993 bij mijn eerste reis naar Indonesië dat er waarschijnlijk een firma bestaat die niet anders dan slechte films maakt voor vliegtuigen. Hoe anders is de situatie nu. Geen Scandinavic noir, maar een Zweedse film, Tisdagsklubben, eigenlijk een leuk niemendalletje over ontrouw, waarbij elk vloekwoord in de ondertiteling werd geblurd. Verder gewerkt aan de recensie van het boek van de gebroeders Debaere Naar Amerika en terug. Helemaal uit mijn geboortestreek, Kortrijk.
Wat echter absoluut verbazend was, ik kon zomaar live naar de voetbalwedstrijd tussen Real Madrid en Manchester City kijken ergens in de lucht boven Oezbekistan. De hele eerste helft, tot we landden. Met een mooi doelpunt van Vinicius Junior. En op de kaarten van de vluchten kun je nu zelfs makkelijk inzoomen, zodat ik zowel onze straat in Kontich als het centrum van Rantepao kon zien. Waar stopt die vooruitgang ooit?
Aankomst in een zwoel Tasjkent om een uur ’s nachts en lang op de bagage wachten zorgen ervoor dat we slechts om drie uur in bed liggen. Een lange reis. Maar vol verwachting voor wat komen gaat. We beginnen er morgen aan.
Woensdag, 10 mei 2023 – Tasjkent
Mijn verslag wil vooral indrukken delen. Medereizigster Lut beschrijft uitvoerig wat we allemaal zien. Dat bespaart heel wat opzoekwerk.
Onze groep van zestien mensen is heel divers. Behalve misschien hun vroegere beroep, want minstens tien personen komen uit het onderwijs. Met een duidelijke klemtoon op germanisten, met andere woorden we zijn in goed gezelschap! Maar naast Vlamingen is er ook Russische, Servische en Oezbeekse aanwezigheid. En iedereen spreekt Nederlands.
Een veel te korte nacht en overslapen wegens de wekker niet goed ingesteld. Haastig ontbijt en de bus op voor een dagje Tasjkent. Of Toshkent in het Oezbeeks. Naast Oezbeeks zie je overal ook nog het cyrillische Russisch. Ook het Oezbeeks werd in cyrillisch geschreven, maar men is teruggekeerd naar het latijnse alfabet. Niet per se een revolutie, maar gewoon een teruggrijpen naar de situatie van voor 1918. Makkelijk te lezen, maar verder volledig onbegrijpelijk. Oezbeeks behoort tot de Turkse taalgroep. Het enige woordje dat ik tot nu toe heb opgepikt is “rahmat”, wat dankjewel betekent.
Het is een warme dag. Minstens vijfentwintig graden, maar de warmte voelt weldadig aan. Niet tropisch vochtig, Oezbekistan is “landlocked” en heeft al zeker geen zeeklimaat. Tasjkent ziet er in ieder geval vrij modern en zeker niet arm uit. We weten natuurlijk niet wat er achter de façades zit.
Op het eerste gezicht zou je je in de Verenigde Staten wanen. Minstens tachtig procent van de auto’s die we zien zijn Chevrolets. En bovendien, ze zijn bijna allemaal wit. The best place to hide in Uzbekistan is to buy a white Chevrolet, zegt onze vaardige gids. Lijkt volledig te kloppen. Wat ook meteen opvalt, is het ontbreken van wegwijzers en verkeersborden langs de grote lanen met vier rijvakken. Grote boulevards die omzoomd zijn door grote gebouwen die doen denken aan de vroegere “Plattenbau” in de DDR.
Lijkt allemaal relatief nieuw, wat ook niet verwonderen valt, want Tasjkent is op 26 april 1966 ongeveer volledig verwoest door een zeer zware aardbeving. Dat kunnen we nog aflezen aan het gebroken rotsblok aan de “Statue of Courage”, een plechtstatig groot standbeeld dat honderd procent aan de Sovjettijd refereert. Groot, monumentaal en ondanks alles militair aandoend. Net zoals de omringende afbeeldingen, een amechtige vorm van friezen die het beeld omzomen en evenzeer die Sovjettijden uitademen.
Vandaar trekken we naar een wijkje met vroegere typische gebouwtjes, opgetrokken uit steen en afgewerkt met leem en stro. Het doet wat Bokrijk aan. Zeg ik overigens met het nodige respect, want ik doe niet mee aan de meewarige glimlach die bij velen achter het woordje Bokrijk schuilt. In tegenstelling tot bijna alle andere landen die ik heb bezocht, hebben wij in België (en misschien nog meer in Vlaanderen) vaak een afkeer voor ons verleden. Wat anderen met trots vervult, vervlakt bij ons vaker in een verdwaasde blik op ons verleden, dat nochtans rijk en verscheiden was. Bokrijk heeft overigens zeer goede mensen die van het museum een modern Freilichtmuseum maken. En dergelijke musea zijn in het buitenland haast altijd toppers.
De gids vertelt over het solidariteitsgevoel dat onderling in zo’n wijk of “machaja” heerst. Gemeenschapsdienst is blijkbaar geen loos woord, waarbij wederzijdse hulp de centrale idee is. In tijden van armoede en tekort lijkt dat in die periode vanaf de Eerste Wereldoorlog de mensen heel erg geholpen te hebben.
Van daaruit bezoeken we enkele moskeeën, waarvan ik de namen maar veiligheidshalve niet opschrijf. Oezbeekse spelling is duidelijk niet mijn sterkste kant. En bovendien slagen ze er hier goed in om wel erg lange namen te verzinnen. Niet enkel voor de gebouwen, maar ook voor sommige van de moslimgeleerden die hier begraven liggen. Daarvoor heb je reisgidsen en het verslag van Lut die factuele kant van onze reis op zich neemt. Een van de moskeeën met middenplein heeft verschillende kleine kamertjes, vroegere studievertrekken die zijn omgetoverd tot winkeltjes. Allemaal lieflijk, maar ongewild moet ik toch denken aan het verhaal van J.C. die de handelaars uit de tempel joeg. Toch wel wat bezoekers. Een groepje oudere vrouwen gaat maar al te graag op de foto. Mooi gekleed in traditionele klederdracht, maar helemaal zonder sluier. Ook scholen. De jongens zijn duidelijk gescheiden van de meisjes. En wat opvalt, die hele jonge meisjes dragen vaak – in tegenstelling tot de oudere vrouwen – wel een hoofddoek. Zou het onderwijs hiervoor verantwoordelijk zijn?
Die meisjes willen wel allemaal op de foto. En daarna kijken hoe ze eruitzien en giechelen. Ook dat herinnert me aan Indonesië. Een stadium dat onze Vlaamse kinderen allang voorbij zijn. Die onbevangen vorm van verwondering, misschien wel jammer dat die er niet meer is bij onze toch wel verwende jeugd.
Het middagmaal bestaat voornamelijk uit groenten en fruit. Anders gekruid dan bij ons, maar wel zeer lekker. Het vlees, “dolmas”, is duidelijk de Oezbeekse versie van de Griekse dolmades. Lamsvlees in een wijnblad gewikkeld. Ruim is een eufemisme voor de grootte van de porties. Genoeg “om een boer mee van zijn paard te slaan”, zoals dat in het West-Vlaams heet.
Het museum van toegepaste kunst toont vooral zaken uit de twintigste eeuw. Kunst staat hier veeleer voor ambacht. Het gaat om textiel (ikat, waarvan ik dacht dat dit een Indonesisch woord was), aardewerk en alle mogelijke andere voorwerpen die meestal uit huisvlijt zijn ontstaan. Dat de voorwerpen relatief jong zijn, heeft te maken met de aardbeving enerzijds en de verplaatsing naar het Russische “moederland” anderzijds. Vermoedelijk is het restitutieverhaal hier nog geen issue. Maar toch doet dit museum een poging tot identificatie van die herwonnen Oezbeekse identiteit: wij zijn Oezbekistan en dat willen we hier tonen. Dit verloopt parallel met wat ik in de Baltische landen heb gezien, al heb je daar duidelijk veel meer vlaggenvertoon. Hier wappert slechts een sporadische Oezbeekse vlag.
Onze gids wijst ons op een gewaad dat blijkbaar vroeger door vrouwen moest worden gedragen en de boerka in zijn isolatievorm nog overtreft, want zelfs de ogen zijn niet te zien. Vrouwen konden wel naar buiten kijken, maar het textiel liet geen pottenkijkers toe. Gelukkig is dit voorbij. En tot op heden niks boerka-achtigs gezien.
De wandeling door het Broadway van Tasjkent toont ons wat kermiskraampjes, inclusief de vele boksballen, die we van vroeger kennen, maar is verder eerder weinig inspirerend. Ze brengt ons wel bij enkele regeringsgebouwen en een groot park dat is afgezoomd met een grote waterpartij en heel veel fonteinen, waarin medereizigster Olga als kind nog heeft gespeeld.
Na wat aandringen mogen we toch de grote tuin binnen. En zo komen bij het mooie beeld van de wenende moeder. Het beeld doet me denken aan Käthe Kollwitz. Minder fijn, maar perfect aansluitend qua thematiek, want ook dit land heeft erg geleden onder de beide wereldoorlogen. Getuige daarvan de gang met de “ijzeren” boeken waarin de tienduizenden namen van slachtoffers staan opgetekend. Het beeld toont nog maar eens de zinloosheid van gewapende conflicten aan, nu omringd door de vele kransen voor 9 mei (gisteren dus), de dag waarop de Sovjet-Unie de bevrijding van het juk van de nazi’s herdenkt. We vergeten inderdaad nogal gemakkelijk dat de geallieerden niet enkel westerse bondgenoten telden.
Dit beeld is in zijn verbeeldingskracht universeel. De vlam voor de onbekende soldaten die ervoor brandt, houdt de hoop levend dat we misschien toch ooit nog eens een tijd van volledige wereldvrede kunnen beleven. Want wie had twee jaar geleden kunnen denken dat we aan onze voordeur opnieuw een aanvalsoorlog zouden krijgen.
De alweer copieuze maaltijd ’s avonds houdt een verrassing in. Ik wist niet dat “chicken” ongeveer hetzelfde kon smaken als “beef”. Hier dus wel. Same same but different.
Terug naar het hotel en vlug naar bed, want we moeten om vier uur op. Vliegtuig naar Nukus, helemaal in het westen van het land. Van hieruit keren we stapsgewijze langs de zijderoute terug naar Tasjkent. Maar dat duurt nog even.
Donderdag, 11 mei 2023 – Go west
Vier uur is beestachtig vroeg. Maar ja, reizen is vaak ook een beetje “afzien”. Slapen op de vlucht is dan ook een oplossing.
We komen aan In Nukus of No’kis. Deze stad is de hoofdplaats van de autonome republiek Karakalpakstan. Tot nu nooit van gehoord. Ongeveer vijf keer België en anderhalf miljoen inwoners. Vooral woestijnachtig gebied en gelegen aan het Aralmeer, die enorme binnenzee die door menselijk toedoen het voorbeeld is van een enorme ecologische ramp. Stilaan aan het uitdrogen en het verzilten. Op foto’s toont men de kinderen hoe het ooit was en waarschijnlijk nooit meer zal zijn. Opgeofferd voor de katoenteelt. Een voorbeeld van Sovjet mismanagement, wat overigens voor alle duidelijkheid geen uniek “voorrecht” is de USSR.
Het stadje Nukus oogt helemaal anders dan de hoofdstad Tasjkent, van hieruit gelegen in Verweggistan. Vandaar blijkbaar ook wel wat pogingen om nog meer autonomie te verkrijgen, een issue waar onze vriendelijke gids in het museum niet onmiddellijk wil op ingaan. Te gevoelig? Of te weinig kennis van zaken?
Maar Nukus herbergt ook een fantastisch museum. We weten het, tegenwoordig zijn woorden als fenomenaal en uniek schering en inslag, maar hier mag je toch wel van een uniek museum spreken. Igor Savitsky was een schilder, groot kunstminnaar en bemiuddeld -verzamelaar uit Oekraïne die uiteindelijk hier terechtkwam. Ver weg van het centrale Moskou en daarom ook ver weg van het centrale controlerende oog. Resultaat: een patrimonium van meer dan 50.000 werken uit de avant-gardistische Sovjetkunst. Werken die voor jaren gecumuleerde gevangenis- en werkkampstraffen zorgden, maar de kunstenaars toch niet tegenhielden om toch symbolisch of zeer open in hun schilderijen kritiek te spuien op de centralistische kunstwereld. Dit museum zou volgens enkele bronnen het tweede beste en grootste museum ter wereld op het gebied van avant-garde zijn. Een parel in de woestijn van Oezbekistan, ook wel de woestijn van verboden kunst genoemd, waarbij woestijn hier zeker niet aan de kwaliteit refereert.
Een werk kan daarbij als voorbeeld gelden: The Bull van Vladimir Lysenko. Het heette oorspronkelijk Fascism is coming. Het stelt een aanstormende stier voor. Op zijn linkerhoorn vind je vlaggen van fascistisch geregeerde landen. Hij schilderde het in 1929 en het lijdt natuurlijk geen twijfel dat Moskou dit een decadent schilderij vond.
De meeste werken zijn echter van Alexander Volkov. Prachtige kleuren en tegelijkertijd motieven die op subtiele wijze het rood van het communisme met fertiliteit verbindt. Naïef lijkt dan weer het werk van Nedbaylo, waarop een beer wordt doodgeschoten. Het is maar een kleine stap naar de Russische beer …
In ieder geval dit museum is een echte Augenweide en verdient absoluut internationale aandacht.
Onze eerste vodka ’s middags. Een toost. Ook voor onze oudste kleindochter die vandaag elf is geworden.
Vrijdag, 12 mei 2023 – Via enkele burchten op weg naar een sprookje
Neen, de dag was gisteren niet zomaar afgelopen met een bezoek aan het ongekende en daardoor jammer genoeg onbeminde museum. Maar een powernap (of twee-drie) was wel op zijn plaats. De leeftijd en de vermoeidheid spelen toch wel een rol.
Een wandeling naar de plaatselijke markt brengt ons weer op de been. En dompelt ons tegelijk ook onder in een meer Aziatische wereld. Hier merk je dat Oezbekistan te paard zit op twee werelden. East meets West. En waarschijnlijk op heel wat culturen. En wat samenkomt, vermengt zich op natuurlijke wijze. Of soms ook niet. Zoals bij ons maar jammer genoeg al te vaak het geval is.
Die vermenging is duidelijk te merken in het voedsel. Rijst en aardappels worden hier naast elkaar en aanvullend samen geserveerd. En verder ontzettend veel soorten groente naast elkaar. Je leeft – zonder het te weten – half vegetarisch. Geen nood, want de groente is heel lekker klaar gemaakt. Met de nodige kruiden.
Tijdens onze maaltijd krijgen we ook nog een huiskamerconcertje met Karakalpakse muziek. Twee mannen en twee vrouwen met een soort tweesnarig instrument. Een van de mannen zingt met aangehouden keelklanken. Zoiets wat je bij de Inuit kent. Of bij Huun-Huur-Tu (https://www.youtube.com/watch?v=7b1egQpIjLs).
In principe ben ik uit ervaring erg kritisch bij dit soort optredens, omdat zij meestal een restant zijn van een verleden dat alleen maar in stand wordt gehouden om de toeristen te plezieren en ervan te overtuigen dat dit levende cultuur is. Quod non. Of toch meestal niet. Het herinnert me aan een studiereis voor mijn hogeschool Karel de Grote in Roemenië, ergens in het begin van deze eeuw. Een muziek- en dansgroepje trad voor ons op. De volgende dag trad dat groepje in een andere streek met andere outfit en muziek nog eens op. En twee dagen later nog eens in een andere regio. De authenticiteit moest je erbij denken. Staged past, fit for naive visitors.
Maar hier was er van het voorgaande geen sprake. Olga, onze groepsleidster met Oezbeekse roots, had hier wel voor een duidelijk authentiek groepje gezorgd. Dit was geen kant-en-klaarproduct voor consumptie, maar een eerlijke voorstelling van plaatselijke liederen. Uiteraard verstonden we er niks van, maar de man die het inleidde, vertelde ons kort waarover het ging. En wat dacht je? Het universele thema van (de vaak onbeantwoorde) liefde zoals overal ter wereld. Spontaan, eerlijk en mooi.
De maaltijd werd verder opgeluisterd door verschillende toasts. Met plaatselijke vodka en wijn. Wat niet heeft verhinderd dat Mie buikproblemen had, zoals dat eufemistisch wordt omschreven.
Wat vroeger naar bed om wat slaap in te halen. En om fris de tocht naar Khiva aan te vatten. 220 km over slechte wegen die hier en daar haast pistes zijn. Door een dor en vlak woestijnlandschap. Tijdens de eerste 50 km is het een echte zandwoestijn, later afgewisseld met boomgaarden, voorlopig kale katoenvelden en sawa’s. Maar vooral veel stof onder de warmte van 30 à 35 graden Celsius.
Onze gids (een archeoloog) heeft de mooie naam Oktober. Het behoeft waarschijnlijk geen uitleg vanwaar die naam komt. Medereizigster Jelica (een Servische die in Belgrado Nederlands doceert) vertelt dat ook bij hen de merkwaardigste namen werden gegeven: Traktora of Vijfjarenplan. Ja, wie verzint zoiets? Tenzij je natuurlijk een Amerikaanse filmvedette bent. Ik vermoed dat sinds de onafhankelijkheid in 1992de naam Oktober in Oezbekistan niet meer zal worden gegeven. Het is paradoxaal, maar in de geschiedenis heeft het land Oezbekistan blijkbaar nooit bestaan. Het is gecreëerd door de Russische moederstaat en leeft nu verder als onafhankelijk land. Het Oezbeeks behoort overigens tot de Ottomaanse taalgroep. Tijdens de Sovjetperiode schakelden ze over op het cyrillische alfabet, maar in 1992 spraken alle vroegere Sovjetrepublieken waar een Turkse taal wordt gesproken in Ankara af, dat ze weer zouden overschakelen naar het latijnse alfabet. Dat heeft tot gevolg dat er generationeel twee groepen zijn die een andere schrijftaal gebruiken. En dat zie je ook in het straatbeeld. De twee alfabetten worden naast elkaar gebruikt. En zeker de oudere generatie spreekt bovendien uitstekend Russisch. Tenminste, dat wordt mij toch verteld, want veel verder dan glasnost en nazdrovje raak ik niet
Ondertussen zijn we aangekomen bij één van de vele woestijnburchten. Er zijn sporen van meer dan duizend van die vestingen. Drie ervan worden gerestaureerd. Ze rijzen plots boven het landschap uit aan de oostzijde van de rivier Amadurayo. De eerste heet Topraq Qala. Merkwaardig bij het eerste gezicht lijkt de grond gewoon in de muren over te gaan. Het lijkt op een soort leem. Daardoor lijkt alles een eenheid. In een van de muren nestelen honderden kwetterende bijeneters. Het is er in ieder geval zeer warm, er is ook geen enkele plaats waar je enige beschutting kunt vinden. Eens boven zie je om je heen onmetelijke woestijn, waardoor spontaan de vraag rijst van wat ze hier vroeger in de Zoroastercultuur moeten hebben geleefd. Of werd hier Las Vegas-gewijs alles aangevoerd?
Over de hobbelige wegen bereiken we de tweede Qala (= burcht) met de naam Ayaz Qala. De grootste. Veel te warm, te hoog en te lang om te beklimmen. Maar het uitzicht van beneden is al indrukwekkend. Je vindt hier op de grond massa’s artefacten die teruggaan tot de zesde eeuw voor Christus. Brokstukjes keramiek bijvoorbeeld. In het joertkamp dat vlakbij ligt eten we. De maaltijden lijken wel verdacht veel op elkaar. Eenzijdig, maar wel lekker.
En dan weer de bus op voor onze tocht naar Khiva (of Chiwa, Chiva, Xiva, Xiwa). Volgens de gids een hoogtepunt. De oude stad staat op de lijst van het UNESCO-werelderfgoed. Tijdens de Sovjetperiode werd er sterk gehamerd op het behoud van deze oude stad. Er was zelfs een beweging om de hele binnenstad te ontvolken en ze te musealiseren. Dat is gelukkig niet gebeurd, al schijnt er nu opnieuw een beweging te zijn om het alsnog te doen. Dat zou meteen het dynamische karakter van een levende, zij het zeer oude Altstadt zwaar aantasten en het tot een statisch monument maken. Let’s hope not. We rijden nu Khiva binnen. Stopplaats voor morgen met een uitgebreid bezoek.
We zijn hier gewoon een sprookje binnengestapt.
Zaterdag, 13 mei 2023 – Een dag in een sprookjesstad
Ik weet niet goed waar ik moet beginnen. Tot voor deze reis had ik absoluut nog nooit van Khiva gehoord. Nu vergeet ik deze plek nooit meer. Het is inderdaad een sprookjesstad in een “hard” land voor de bevolking. De oude stad met zijn met leem bepleisterde ommuring is gewoonweg een bruin juweeltje. De kleur komt van die leembepleistering.
Gisterenavond bij het binnenkomen alleen al valt je mond open van verbazing. Je ziet de minaretten en uitkijktorens die het stadje overheersen en je wordt meegezogen in het verleden van deze plaats: Ichan Qala. Khiva bouwt het verleden, Khiva bouwt ook aan zijn verleden. Niet voor niets is deze stad opgenomen op de lijst van het UNESCO-werelderfgoed.
Vanop ons terras overschouw je perfect die oude stad. Bij een koude pint en een temperatuur die oploopt tot wel 40° C in de zon lukt dat nog beter. Het lokt tot een kleine avondwandeling als smaakmaker voor de wandeling van vandaag (link op komoot: https://www.komoot.nl/tour/1116269568?ref=itd&share_token=aF1lxABSXMSmWrMomP34x4UPOFKpONASj980hRX5kqDZFrHSfj).
Onze gids heet Anna en is absolute klasse. Moeder van drie kinderen (twee zonen en haar echtgenoot: thank God for that!). Haar huwelijk omschrijft ze als vijftig procent gearrangeerd en vijftig procent liefde. Op de huwelijksschaal van Richter slaat de balans steeds meer door naar de kant van het hart.
In zeer verstaanbaar Engels leidt ze ons door de straatjes en vertelt kort wat er te zien is en geeft ons daarna picture time. Een absoluut aan te raden advies voor alle gidsen. Kordaat, vriendelijk en vooral to the point: geschiedenis is veel leuker met de sagen, legendes en mythes. Tegen wie zegt ze het. I couldn’t agree more.
Minaretten, moskeeën en madrassa’s volgen elkaar op en concurreren met elkaar in schoonheid. De deuren en poorten zijn echte kunststukje in hout, fijn gebeiteld en telkens weer anders. Ambachtelijke hoogstandjes. Maar wat dan te zeggen van de muren en zolderingen in majolica. Het blauw spat werkelijk van de wanden af en neemt je op in die warme gloed van weleer. Oud (Arabisch genummerde majolica’s) naast gerestaureerd. Maar zonder echte sporen van harde restauratie, een mooie symbiose die het stadje zijn echte grandeur geeft. De moskee met de tweehonderdendertien zuilen (waarvan er enkele meer dan een millennium oud zijn) geeft de impressie van grootsheid en tegelijkertijd intimiteit, voor zover je dat in een moskee kunt vinden. Maar evenzeer de kleine studeerkamertjes in de madrassa.
Het is trouwens in zo’n madrassa dat je eigenlijk perfect kunt zien dat erfgoed en toerisme kunnen samengaan. De madrassa is nu een hotel met eerbied voor de inrichting van weleer. De vroegere kamertjes van de godsdienstige leerlingen zijn nu hotelkamers die hun oude vorm hebben bewaard, maar toch modern comfort bieden. Het blijft natuurlijk een eeuwig probleem. Kan erfgoed zonder toerisme? En evenzeer omgekeerd: kan toerisme zonder erfgoed? Het blijft een delicaat evenwicht, waarbij een doorslaande balans telkens oneer aandoet aan één van de beide componenten. Zonder toerisme kan het cultureel erfgoed een dode aangelegenheid worden die bij gebrek aan – jawel – geld verkommert en uiteindelijk verdwijnt, want toeristen gaan net naar die plekken waar het de moeite waard is om die cultural heritage te bezoeken. Als unique selling point.
Hier in Khiva lijken ze dat evenwicht vooralsnog te kunnen bewaren. Wel heel wat kraampjes, maar zeker geen opdringerige verkopers. Nu ik hier in de stad rondloop, zou ik het zeker zonde vinden dat ze de bevolking van het oude stadsgedeelte zouden laten migreren, want dan is de kans groot dat alle gebouwen in winkeltjes worden omgeturnd.
De klim naar de wachttorens brengt ons naar een panoramisch overzicht van het stadje, waardoor het sprookjeskarakter van deze stad nog duidelijker wordt. Ook hier is dit weer een echte Augenweide, een lust en streling voor het oog. En uiteraard de plek voor romantische foto’s.
Minder romantisch qua geschiedenis is de harem. Onze gids lijkt het voortdurend als heaven uit te spreken, maar de hemel zal het wel niet zijn geweest. De khan (koning) kon zomaar beschikken over enkele vrouwen, zoals we dat wel kennen. Allemaal verzameld in die ene mooie plaats met verschillende kamertjes met kleine klavervormige raampjes. Een blik(je) naar buiten kon, naar binnen niet echt.
Het bezoek aan een echte vakman in houtbewerking zorgt voor een fantastisch stukje houtsnijwerk. Een boekenstaander die in vijf verschillende posities kan worden opgesteld. Pure vakmanschap voor 25 dollar. Ik vrees dat dit op mijn bureau thuis een echt gebruiksvoorwerp zal worden.
Hiermee eindigt onze wandeling door de sprookjesstad, waaruit de prinsen, prinsessen, khans, eunuchen en andere figuren uit het verleden verdwenen zijn, je hoeft maar even je ogen te sluiten en je ziet ze op je afkomen. Met discrete dank aan de vroegere Sovjet-Unie, omdat zij toen een duidelijke rol hebben gespeeld in de conservatie van deze mooie plek. Maar verder gaat mijn adoratie voor de USSR niet.
Intellectuele luiheid die wordt veroorzaakt uit de angst om dubbel werk te leveren. Het geeft mij ook de kans om op tijd en stond een pint te drinken om mijn vochtgehalte op peil te houden. Droge warmte moet je vochtig houden. Ik ben een echte aanhanger van deze theorie.
De reisdag van morgen brengt ons naar Bukhara, in onze gids beschreven als Gesamtkunstwerk.
Zaterdag ,14 mei 2023 – Sprookjes van Duizend-en-een-nacht in een eindeloze woestijn
Vandaag is een reisdag. Het is haast 480 km van Khiva naar Bukhara. Het landschap dat zich gedurende die hele reis links en rechts van de bus ontrolt is een eindeloze steppewoestijn. Honderden kilometers. Spaarzame begroeiing in een zee, nee eerder een oceaan van zand. Af en toe wat huisjes, enkele geiten en hier en daar een kameel. Ideale tijd om wat te lezen, te slapen en wat te praten met de medereizigers. Want elke strook woestijnzand gelijkt op elke andere strook woestijnzand.
Ik heb mijn plaatsje achteraan in de bus even ingeruild voor een betere kijk op de vele putten en werkzaamheden. Ze bouwen aan een nieuwe weg, maar ondertussen is het nog hobbelen geblazen. Het is en blijft die oneindigheid die blijft duren. Ik weet het, dit is een soort tautologische beschrijving van wat ik zie. Maar je moet je voorstellen, van die 480 km is er geen 5 km bebouwing. Eerder 2 km. En voor de rest is er de vlakke leegte, of de lege vlakte. Moet er nog zand zijn?
Dit doet me denken aan een kennis die in Antwerpen bij een zandexporteur werkt die zand naar Saoedi-Arabië uitvoert. Het is als water naar de zee dragen. Maar in dat geval met een goede reden. Het Kempisch zand schijnt van superieure kwaliteit te zijn bij de productie van glas. Dat lijkt me geen onaardig venster voor de nieuwe Vlaamse canon, Vlaamse export naar het buitenland: van aardappelen over bier en (jammer genoeg) wapens naar Kempisch zand. We staan er vaak niet bij stil. Zo staat er op een steenworp van onze deur in Kontich een bedrijf dat een absolute wereldspeler is in de vervaardiging van verpakkingsmachines voor bijvoorbeeld fijne vleeswaren. Over die Vlaamse aanwezigheid in het buitenland vroeger kun je ook lezen bij mijn mede-eindredacteur van Volkskunde lezen: https://www.houtekiet.be/nl/artikelpagina/9789089249722/wij-habsburgers-johan-verberckmoes. Echt wel verassend, en een aanrader. Maar we wijken af, we vertoeven niet in de “anale driehoek” (Kontich- Aartselaar-Reet), maar in Oezbekistan.
We stoppen ’s middags bij wat je een moderne karavanserai zou kunnen noemen, een stopplaats langs de zijderoute waarbij op dit ogenblik alle zijde in stof lijkt te zijn opgegaan. De moderniteit slaat dan weer niet op de toiletten, die afhankelijk van de locatie Frans, Turks of Aziatisch worden genoemd. Het zijn hurktoiletten. Dat gebrek aan moderniteit slaat niet op het hurken, maar wel op de staat waarin ze zich bevinden. Nu ja, je moet ook maar 2000 sum betalen, dat is nog niet eens twintig cent. Sum is de plaatselijke munt
We krijgen hier voor het eerst sjaslik, een spies met schapenvlees.
Al typend op de bus passeren we een plaats waar heel duidelijk een verkeersongeval met dodelijke afloop is gebeurd. Dat dit gebeurt, hoeft ook niet te verwonderen. Door het vele uitwijken voor putten komen wagens op een andere rijstrook terecht en als je dan niet aandachtig bent op deze uiteindelijk heel lange slaapverwekkende weg, kan het snel gebeurd zijn.
We zijn ondertussen tot op vijftig kilometer van Buchara genaderd. En als ik het goed begrijp uit onze gids, dan zou deze stad Khiva in sprookjesgehalte nog overtreffen. Kan niet anders, want waar zouden anders die duizend andere verhalen van duizend-en-een-nacht naar toe zijn. Volgens het boekje dus, you ain’t seen nothing yet, maar we blijven voorlopig bij wait and see.
Nog even terug naar de erfgoeddiscussie. De balans tussen toerisme en erfgoed kan mee in stand worden gehouden door borging (in het Engels safeguarding, in het Frans sauvegarder). Het is net dat wat de dynamiek erin houdt en verstarring voorkomt. Borging is het juiste doorgeefluik naar de toekomst en het volwaardige en waardevolle behoud van elk soort erfgoed (onroerend, roerend of immaterieel). Wij bewaren het verleden en het heden voor de toekomst. Ook het heden en het niet zoverre verleden, dat is wat we in het museum van toegepaste kunst konden ervaren. De voorwerpen waren dan wel niet zo (heel) oud, maximaal negentiende eeuw, maar ze toonden de vaardigheden die tot de dag van vandaag worden gebruikt en gecontinueerd. Vandaar ook belangrijk om het kenbaar te maken. Zo wek je interesse en stop je de technieken niet in de doos van vergetelheid, the chest of oblivion.
Aankomst in Bukhara. Er vallen twee dingen op. Ten eerste, het is hier nog warmer, minimaal 35° C in de schaduw. Met andere woorden zeker veertig graden in de zon. En ten tweede, Bukhara heeft duidelijk veel mee van een tourist trap. De gids spreekt van minstens twee miljoen bezoekers in 2020 en zegt erbij om het zo snel mogelijk te bezoeken voor het niet meer te doen is. Bij deze dus. Morgen gaan we ervoor. En Antwerp wint met 3-2 in de 97e minuut. Onze zoon is dus landskampioen.
Maandag, 15 mei 2023 – “van mijn melk”
Deze dag was werkelijk even vol als mijn hoofd nu. Zoveel mooie dingen, zoveel informatie. Dat moet even wachten voor een kort verslag van iets waar ik tot nu nog altijd niet goed van ben. Ik denk dat ik een stukje van de onderkant van de Oezbeekse maatschappij “live” heb meegemaakt. Het heeft waarschijnlijk niet meer dan een halve minuut, hooguit een minuut geduurd.
Met een vijftal mensen gaan we even weg van de groep voor een toiletstop. Op onze terugweg horen we plots geschreeuw. Een mannen- en een vrouwenstem trekken onze aandacht. Duidelijk een soort hoogoplopende ruzie. We kijken naar de overkant van de straat en zien twee mannen en een vrouw trekken en duwen in een uitgang aan de zijkant van een hotel via een haagje. Het duidelijke geruzie neemt in ieder geval in geroep en getier toe. Het gaat om jonge mensen, geen kinderen. De vrouw draagt – voor zover ik me kan herinneren – geen sluier. De vrouw wordt met geweld een soort dolmus (taxi, zo’n kleine camionette) ingesleurd die onmiddellijk snel wegrijdt.
Zoals gezegd, dit heeft hooguit een dikke halve minuut geduurd, reageren of een foto nemen van de nummerplaat of er zelfs naar toelopen aan een vrij brede straat met druk verkeer zou zelfs niet gelukt zijn. Maar in ieder geval, ik voelde me compleet “van de plank”. Zo brutaal en zo plots. En ik vraag me zelfs af of ik iets had kunnen doen.
Was dit een ontvoering? Of een vorm van huiselijk geweld? Moeilijk te zeggen. Op die reportage van de zijderoute met Ruben Terlou had ik zoiets gezien, maar dat bleek in Kirgizië te zijn. Ik kan het in ieder geval moeilijk plaatsen, maar ik kan me niet herinneren dat ik ooit al een dergelijke vorm van geweld heb gezien. Ik aarzel om het te schrijven, maar het leek wel iets uit een detectiveserie op televisie. En eerlijk gezegd, ik ben er nog altijd niet goed van. “Van mijn melk”, zoals dat dan heet.
Wat een schril contrast met al het mooie en het goede dat ik hier de voorbije dagen in Oezbekistan heb mogen ervaren.
Slechts één foto: de plaats delict (of crime scene, zoals dat in de Engelse series heet).
Ik mag hopen dat dit niet het beeld zal worden dat bij mij van Oezbekistan zal blijven hangen, want dit is verder echt wel een fantastisch land. Het doet wat met een mens.
Dinsdag, 16 mei 2023 – Van Bukhara via een joert naar Samarkand
Ondanks de triestige gebeurtenis was het maandag verder wel een heel drukke dag. In de bakoven die Bukhara heet. Het moet makkelijk boven de 40 graden zijn geweest. Zeker in de zon, zonder een zuchtje wind. Gelukkig is er wel altijd genoeg schaduw om te schuilen voor de koperen ploert.
Ik heb hier vaak het woordje ikat gehoord. En ik vond het vreemd, want ik ken dat woord uit mijn geliefde Indonesië. Dus even checken. En inderdaad, het is een woord dat uit de gordel van smaragd komt: ikat is Javaans en betekent binden: https://nl.wikipedia.org/wiki/Ikat. Tie-dye is zo’n weeftechniek waarin je dat binden terugvindt. De moeilijkste vorm is dubbele ikat. Die vind je vaak op Bali terug. Voilà, dat zijn we even kwijt.
Wat we ook nog kwijt willen: veel vrouwen dragen geen sluier. En de sluiers die worden gedragen zijn vaak erg mooi. In ieder geval nog geen enkele boerka gezien. Ondanks het gebeurde van maandag lijkt dat hier toch een stuk losser en vrijer dan in andere moslimlanden. En de bevolking is ook heel erg vriendelijk en behulpzaam, ook al spreken ze buiten Oezbeeks en Russisch geen andere taal en is ook lichaamstaal niet altijd duidelijk.
Bij aankomst in Bukhara (uitspraak ergens tussen Bukhara en Bokhoro) merk je onmiddellijk een verschil. Ontzettend veel toeristen. Bij de avondwandeling langs het kanaaltje laveren we door lokale en (waarschijnlijk) Russische toeristen enerzijds en veel Fransen en Italianen anderzijds. Merkwaardig genoeg nauwelijks Duits of Engels gehoord. Ja, veel slecht Engels, dat natuurlijk nog wel. En we horen dat er ook heel wat Turkmenen zijn. Turkmenistan ligt ten zuiden van Oezbekistan en is een echt dictatoriale staat, maar voor Oezbekistan krijgen de Turkmenen wel nog een visum. Ze komen hier even “uitwaaien”, want in Turkmenistan is het om negen uur ’s avonds avondklok. Nog buiten betekent arrestatie. Turkmenistan is het land waar de vorige dictator Niyazov zelfs de namen van de maanden heeft veranderd. Met namen van familieleden en dergelijke. Zijn opvolger heeft dat gelukkig teruggedraaid.
Je zou dus kunnen zeggen dat Bukhara tourist ridden is. En dat is niet altijd leuk, wegens heel veel kraampjes en bijgevolg heel veel prullaria die misschien wel in China zijn geproduceerd. Het is natuurlijk wel makkelijk om dat te zeggen, maar ik mag uiteraard niet vergeten dat ik zelf toerist ben die rechtstreeks en onrechtstreeks aan deze stroom van bezoekers meewerkt. Het is goed om daaraan te blijven denken, de toeristen zijn niet enkel de anderen. En uiteraard massatoerisme heb je natuurlijk op de plaatsen die iets uitzonderlijks bieden. Het hele scala, van zon en stranden tot cultureel erfgoed. Voor Bukhara is het absoluut dit laatste. Heel veel en erg verspreid en helemaal anders dan het lieflijke Khiva, waar alles werkelijk op wandelafstand ligt.
Onze kundige gids Rima, een iets oudere dame die zeer goed Engels praat, leidt ons langsheen de vele moskeeën en minaretten met vroegere bewoners, wier namen ongeveer even lang zijn als hun minaretten hoog.
Onnozele parenthesis: minaret verschilt maar in één klank van minnares. Zou dat met die harems te maken hebben?
Onze eerste stop is bij een mooi beeld van Nasreddin op zijn ezel. Waarschijnlijk heb je van de man nog nooit gehoord, maar hij heeft een aantal partners in crime in vele andere culturen. Nasreddin is eigenlijk de Turkse Hodja (vele schrijfwijzen mogelijk), de universele slimme dommerik met gezond boerenverstand die met zijn ezel rondtrekt. Zijn ezel is de slimmere van de twee. Ik heb trouwens nooit begrepen waarom men van domme ezels spreekt. Het zijn net intelligente wezens. Ter vergelijking heb je Don Quijote en Sancho Panza in de Spaanse literatuur. En natuurlijk ook de meesterlijke avonturen van de brave soldaat Schwejk van de Tsjech Hašek die vooral via de Duitse versie de wereld heeft veroverd. En natuurlijk onze Tijl Uilenspiegel en Lamme Goedzak. Allemaal fantastische voorbeelden van de picareske literatuur vol schelmenstreken.
Bij deze laatste twee herinner ik me een discussie van heel lang geleden met een Duitse die het niet kon hebben dat wij Vlamingen zogezegd ons Tijl hadden toegeëigend, terwijl hij echt een Duitser zou zijn. Ach ja, Tijl had vele gezichten en misschien zouden we nu wat meer dergelijke figuren kunnen gebruiken die ons af en toe een spiegel voorhouden. In ieder geval, hij is op vele plaatsen begraven, niet enkel in Damme dus. Alhoewel hij volgens de sage wel degelijk is gecremeerd op de vuurstapel, lijken zijn assen op verschillende plaatsen terechtgekomen. Ook daarin was hij al modern. Zo heb ik toevallig bij zijn graf gestaan in het kleine Noord-Duitse stadje Alt-Mölln. Ik was daar terechtgekomen na de eerste zittijd Germaanse in 1975. Ik dacht dat examens aan de univ gewoon een voortzetting waren van het secundair. Viel dat even tegen voor Duits, met een vier en een zes voor grammatica en oefeningen. Met een stoomcursus heb ik me herpakt en was geslaagd in tweede zittijd en ze hebben me daarna niet meer liggen gehad. Maar we wijken af.
Onze Hodja is zowat in de hele gemeenschap van Turkse talen sprekende landen, maar hij kan ook wel uit het vroegere Perzië stammen, omdat de verhalen ook in het Farsi zijn opgetekend. Mooi standbeeld hier, in de schaduw van de hier alomtegenwoordige moerbeibomen.
Toch een kort Hodjaverhaal:
Hodja dient bij de emir, maar wil verder trekken. De emir weigert echter. Tot op de dag dat de emir voor het eerst in een spiegel kijkt en ziet hoe lelijk hij wel is. Hij roept Hodja, maar die zit in de tuin te wenen. Uren later zit hij nog te wenen en de emir gaat naar hem toe en vraagt wat er is. Waarop Hodja antwoordt: “Jij hebt vandaag je gelaat voor het eerst in de spiegel gezien, maar ik heb er al jaren moeten naar kijken”. Hierop liet de emir Hodja vertrekken.
Een van de grote verschillen tussen Khiva en Bukhara is de omschakeling naar mozaïek. Minder majolica, meer werk. Moeilijk uit te maken. Ik vind het in ieder geval even mooi.
We bezoeken een mooie karavanserai. Die wissel-, omslag-, slaap- en nog zo veel meer plaatsen zou je kunnen vergelijken met vijfsterrenhotels op de kruispunten van de zijderoute. Op één of andere manier denk ik hierbij ook aan onze Antwerpse naties. Makelaardij van goederen. Met wel toch een groot verschil: er werden ook mensen verhandeld. Slaven. Dat waren in de regel gevangengenomen niet-moslims. Nu zijn die karavanserais meestal verworden tot een soort toeristische supermarkten, vaak ook met winkeltjes waar ambachten worden uitgeoefend.
We bezoeken zo’n workshop met weverij. En uiteindelijk lijkt zo’n weefgetouw – met kleine variaties – op elk ander weefgetouw ergens elders in de wereld. Niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk schering en inslag. Al die kamertjes hebben lage deuren. Niet zozeer omdat de mensen klein zouden geweest zijn, maar omdat je door te buigen je respect betoonde. Mooi, maar ik vermoed toch vaker dan gewild met pijnlijke botsingen.
We wandelen door de joodse wijk. Kleinere straatjes en mooie houten deuren. Aparte kloppers voor mannen en vrouwen. In deze wijk is er ook school (basis en secundair). In tegenstelling tot de joodse scholen in Antwerpen is dit hier een erg open instelling, waar ook niet-joodse kinderen welkom zijn. Door het inclusieve karakter haalt deze school een hoog niveau. Openheid loont.
Verder zijn de joden hier traditioneel de geldwisselaars. “Ik ga naar de joden” betekent zoveel als ik heb geld nodig en ik moet dus bij de geldwisselaar zijn. Clichés zijn er om in ere te houden en het joods cliché werkt hier duidelijk door, tegengesteld aan hun onderwijs.
Vlak bij die wijk vind je ook een heel aantal winkels waar messen en scharen worden verkocht. Ze liggen zomaar op straat tentoon – open en bloot – zonder enige vorm van bescherming. En het zijn heus niet allemaal zakmessen.
Ondertussen blijft Rima ons langs alle moskeeën, madrassa’s en minaretten leiden.
Toch denk ik bij het verhaal van Rima terug aan Troje. Bukhara is opgebouwd uit drie lagen, waarbij de oudste toch wel enkele meters onder het huidige niveau zit. Dan blijft Troje met zeven lagen toch nog altijd kampioen in de competitie om ter meest archeologische lagen.
’s Avonds ga ik met medereiziger Laurent naar de hamam of “hammom”. Erg makkelijk, ik hoef niks te doen, want hij is slavist en doet al jaren zaken in deze wereld en spreekt Russisch. Zoals de Russen en de Oezbeken, want ze schijnen hem moeiteloos te begrijpen … Grapje, Laurent. Ik sta vol bewondering voor jouw talenkennis en denk hierbij onmiddellijk aan C2 van het referentiekader. Voor de mensen buiten het talenonderwijs: dat is niveau moedertaal.
Niveau hamam brengt ons terug naar een gebouw van de zestiende eeuw. Het lijken wel donkere krochten waar we door twee sterke jongelingen, niet gespeend van enige humor, verwelkomd worden. “You choose, first break and than kill?”, vraagt hij. Het moet wel in die volgorde, want anders voel je niets meer. Na een opwarmingsperiode die zij als afkoelingsperiode zien, worden we geschrobd en gewassen en kletsen ze een paar emmers water over ons. En dan de stenen tafel op waar we vakkundig worden uiteengevezen. Toch houden we ons kranig en kreunen we maar af en toe. Daarna drijven we op wolkjes naar buiten op weg naar de dichtstbijzijnde kroeg om onze waterreserve aan te vullen, bang als we allebei zijn voor uitdroging. Chevaliers de la table ronde.
En dat brengt ons ’s avonds naar het binnenplein van een van de grootste karavanserais, waar een folkloristische show annex modeshow wordt opgevoerd. De aandachtige lezer zal ondertussen wel hebben gemerkt dat dit niet mijn kopje thee is. Maar ook hier spreek ik met de nodige voorzichtigheid, want dergelijke shows houden vaak ongewild toch een aantal tradities in bewaring. Ik denk hierbij aan de kecak- of apendansen op Bali. Dit een uur durende spektakel zorgt ervoor dat de dorpen rond de hoofdstad Denpasar hun ambacht kunnen behouden. Er is namelijk kledij nodig. En rekwisieten, waaronder vooral maskers. Wie meer wil weten, verwijs ik naar mijn bijdrage: https://www.dbnl.org/tekst/_far002200901_01/_far002200901_01_0032.php.
De Oezbeekse bedden zijn hier allemaal minimum twee meter breed. Ruimte genoeg. Slapen lukt erg goed. En door mijn CPAP-toestel, mijn individuele airco, heb ik helemaal geen last van de airconditioning.
Dinsdag, 16 mei 2023
Het is plots een stuk minder warm. En dus veel draaglijker. Stipt om negen uur staat Rima klaar voor een tweede tocht door de stad. Met de belofte van een vrije namiddag. Lag het aan Rima, die zoveel te vertellen had, of aan onze groep, die soms wat slofte en misschien wel eens een vraag tweemaal stelde? Wie zal het zeggen, maar van die vrije tijd bleef maar weinig over. Maar het moet gezegd, Rima is een goede gids en een vat vol wijsheden, waaronder het beter is zeven keer na te denken en één keer te handelen dan omgekeerd. Dit mag dan wel een Russische wijsheid zijn, in het Kremlin is ze blijkbaar toch niet doorgedrongen.
We bezoeken het zomerpaleis van de laatste emirs dat tot voor kort nog een sanatorium en nu vooral een museum is geworden en waar we gedetailleerde uitleg krijgen. Ook hier zijn heel wat zaken richting Rusland verdwenen. Wat meteen de zeer actuele vraag van restitutie aan de oppervlakte brengt. Ik had de vraag al eens gesteld in Nukus in het museum, maar daar antwoordde de gids dat ze dat maar beter zo lieten, want dat anders de Russen misschien wel wat schilderijen zouden kunnen terugeisen. Voor meer informatie over restitutie moet je bij Jos van Beurden zijn: https://www.walburgpers.nl/nl/book/9789462496583/ongemakkelijk-erfgoed.
En uiteraard, het museum leeft bij de gratie van deze schilderijen.
Nebenbei: voor mij blijft het Deense Louisiana nummer één in mijn museumrangorde, maar Nukus is wel een stevige concurrent. Louisiana heeft het voordeel van de uitzonderlijke locatie.
En soms zie je iets wat je nog nooit voordien hebt gezien, zelfs niet in een afgeleide vorm. Een soort wiegje, waarin een baby’tje vastgebonden ligt. Onder zijn poep is er een gat voor de kaka, maar tegelijkertijd zijn er twee houten buisjes beschikbaar. Eentje voor de jongetjes en eentje voor de meisjes: bij de jongens is er bovenaan een opening waarin het plassertje past en voor de meisjes kan dat pijpje tussen de schaamlipjes geplaatst. Efficiënt, maar toch heeft Procter & Gamble ook hier voor een revolutie gezorgd. En misschien ook voor minder uitslag op de billetjes. Heel misschien. Vooruitgang?
Op één of andere manier komen we telkens weer op de plaats delict voorbij. De vraag blijft. Maar een antwoord zal ik wel nooit krijgen.
Zo ook weer op weg naar de Ark, een citadel die boven de stad uitsteekt. Voor drie vierden gebombardeerd en verwoest door de Russen. Toch blijft Rima hierover op de vlakte en verwijst even naar de strijd tussen het rode en het witte leger.
Je hebt er wel een mooi uitzicht over de stad en een leerzaam museum, dus toch zeer de moeite waard. En al zeker wanneer twee Oezbeekse buskers op een rubab, een tweesnarig instrument, bekende Oezbeekse liedjes beginnen te spelen en enkele vrouwen spontaan beginnen te dansen en te zingen. Het was allemaal niet zo professioneel als in de karavanserai, maar wel heel authentiek.
Ik leer dat ons woordje balkon uit het Turks afkomstig is, maar zoals we weten van het woordje porselein, de oorsprong van een woord kan soms heel vreemde bochten maken.
De machtige Kalonminaret uit het begin van de twaalfde eeuw is een soort Wahrzeichen van de stad en meteen een vuurtoren voor de schepen van de woestijn, aka de kamelen. Een van de emirs (of was het khans?) keek vol ontzag naar deze minaret en verloor zijn hoofddeksel, wat hem bij het oprapen liet zeggen dat hij nog nooit voor iemand had gebogen, maar dat deze minaret het voor elkaar had gekregen.
Er is ook een verhaal over de oorsprong van Bukhara. Een jongeling loste een raadsel van de heerser en mocht een wens doen. Hij vroeg het gebied zo groot als een ossenhuid. De heerser stemde toe en de jongeling sneed de ossenhuid in repen en kon daardoor een veel groter gebied afbakenen. Een typevoorbeeld van een historische oorsprongssage, zoals we die ook bij ons kennen. De oorsprongssage over Kortrijk is gelijkaardig, maar juist het tegengestelde: Hoe kort is mijn rijk.
Woensdag, 17 mei 2023
Op de bus richting joertverblijf. Met enkele stops. Naarmate we verder rijden wordt het landschap kaler en dorder. En we rijden ook de bergen in. Hier en daar kuddes geiten en/of schapen. En een man met een ezelkarretje. En toch zie je hier en daar tekenen van beginnende nieuwe bedrijven. Bijvoorbeeld land- en tuinbouw. Het is een land in ontwikkeling.
We zien ook schoolgaande kinderen. En die zien er allemaal netjes gekleed en goed uit. Niet onmiddellijk lege boterhammendozen. En we mogen hopen dat hun leesvaardigheid – in tegenstelling tot ons thuislandje – blijft vooruitgaan.
We hebben in G’idjuvon een pottenbakkerij bezocht. Dat is uiteraard niet de eerste keer, want dat is iets wat je op veel plaatsen ter wereld, dus ook bij ons, kunt zien. De basistechniek is wel dezelfde. Maar hier was het toch wel erg aanschouwelijk, met een enthousiaste gids. Hij was de zevende generatie die driehonderd jaar in de tijd teruggaat. In dit stadje waren er vroeger vijfentwintig pottenbakkerijen. Nu nog deze ene. Ze heeft de Sovjettijden overleefd. Dankzij de grootvader die de Sovjetdrang om elk privé-initiatief in de kiem te smoren ten behoeve van massaproductie, wist te weerstaan en overleefde. Een staaltje van wilskracht dat nu loont, want de vader is nu erkend door de Oezbeekse staat als master pottenbakker, inclusief het bezoek van de eerste president Karimov en een erkenning door UNESCO.
Een speciale techniek van glazuur aanbrengen noopt mij tot een onnozele vraag die mijn totaal gebrek aan kennis van stenen en aanverwante zaken blootlegt, maar het talent van onze gids als leerkracht-verteller blootlegt. Er zijn dus twee ezels in de zaak, een slimme ezel die de molen draaiend moet houden en een domme ezel die een naïeve vraag stelt, wat dan weer tot een leuke interactie leidt. Een aanrader. Die zaak, bedoel ik, niet mijn vragen.
Nog enkele tussenstops op weg naar ons joertkamp. De weg wordt in ieder geval steeds slechter. Ontzettend veel putten in de weg, maar we hebben een ervaren chauffeur die ook nog eens voorzichtig is. Op het einde van de rit draaien we echt een zandpiste in en komen we bij onze overnachtingsplaats Aydar. Omheen een centraal aarden plein staan een twintigtal joerten. Elke joert heeft vier bedden, vier handdoeken, één stoel en één stopcontact (voor mijn CPAP) en verder niets. Maar toch meer dan genoeg. Het bed is vrij hard in tegenstelling tot de zachte megabedden, waarin we tot nu hebben geslapen.
Een verkenningstocht levert meteen een massa mooie plaatjes op; Het kamp ligt midden een steppewoestijn met toch heel wat begroeiing. Overal zie je holen in allerlei formaten. Bij een korte wandeling stoot ik plots op een lapjesboom. De betekenis heb ik niet kunnen achterhalen. Is het iets sjamanistisch? Of is het een boom om fertiliteit of een partner af te smeken? Of – mijn slecht karakter – is het een dorre boom met lapjes stof die hier gewoon is neergezet om de argeloze toerist te misleiden? De boom is in ieder geval fotogeniek.
Na het avondeten zitten we rond een kampvuurtje, de vodka vloeit rijkelijk. En plots duikt er een man uit de lokale gemeenschap op. Hij speelde dombra, een snaarinstrument. Maar vooral, hij zong erg goed. Prachtige, melancholische stem vol passie en nostalgie. Liedjes over liefde en vriendschap. Uiteraard, daar gaat vijfennegentig procent van alle liedjes over. Echt heel mooi. Zou zo passen in een kleine tent in (het vroegere) Folk Dranouter of in een folkcafé. Ik vond het in ieder geval ontroerend mooi. En wie me kent, weet dat dansen daar voor mij niet bij hoeft, ik blijf liever zitten en genieten. En dat deed ik met volle teugen.
Het joertbed is knoerthard (of is het joerthard?), maar verleidt toch tot snelle slaap.
Donderdag, 18 mei 2023 – O.-L.-H.-Hemelvaart
Morgenstond heeft ook hier goud in de mond. We gooien het zware paardenhaardeken van ons af. Het kamp et les alentours staan mooi in de zachte zonnegloed. Toch nog even naar de lapjesboom, die zich nu nog beter laat fotograferen. Overal spurten nu een soort stokstaartjes weg. Schattige diertjes die hier in normale omstandigheden de wereld voor zich hebben. Tenminste als ze uit de klauwen van roofdieren kunnen blijven, want die zijn er natuurlijk ook.
Er lopen wat wilde ezels rond. En ook een paar honden, die verder in dit land maar heel zelden te zien zijn. Dat leidt natuurlijk tot de idee dat een hond wel eens in de stoofpot zou kunnen belanden. Zouden hier Koreanen in de buurt zijn?
Wat niet in de stoofpot belandt, zijn de kamelen. En dus doen we daar een ritje op. Best leuk, omdat het maar een kwartiertje is. Maar je mag er niet aan denken dat je daarmee door de woestijn van karavanserai naar karavanserai moet reizen, telkens zo’n vijfendertig kilometer van elkaar verwijderd. Voilà, kamelen, weer iets dat ik van mijn bucketlist kan schrappen. Alhoewel, ik betwijfel eerlijk gezegd of het er ooit heeft opgestaan.
We vertrekken naar het Aydarkalmeer, zo groot als een Belgische provincie, maar niet natuurlijk ontstaan. We zijn hier op tachtig kilometer van de grens met Kazachstan. In de jaren negentig stond een Kazakse stuwdam op springen en men heeft het water dan maar omgeleid naar een grote vlakte in de woestijn. Een nieuw groot meer was geboren, veel groter dan men had vermoed. Intussen – mede door de verzilting van het Aralmeer – is hier nu een nieuw vogelparadijs ontstaan, zowel voor trek- als voor standvogels.
Een ideale plaats om in het licht zoute meer te zwemmen en daarna op het (woestijn)strand even te zonnen, vooraleer we onze oversteek naar het magische Samarkand aanvatten. Het is anders wel een hobbelige tocht langs slechte wegen en een vaak eentonig landschap. Bijna zes uur op de bus. We bereiken Samarkand in de vooravond.
We eten in een restaurant met uitzicht op fantastisch mooie moskeeën. Toch net iets anders dan het uitzicht bij ons in de keuken, waarbij de enige minaretten twee appelbomen zijn. Daarna doen we een korte avondwandeling naar het grootste gebouwencomplex. Het is afgesloten met een hek, maar het lijkt er onmiddellijk op dat er iets staat te gebeuren. En inderdaad, tegen de façades van de madrassa’s krijgen we een lichtshow. De projectie is een absoluut technisch meesterwerk. Het verhaal(tje) glijdt echter zeer snel af naar een haast stroperig nationalistisch flutverhaal. Het begint bij een soort wereldgeschiedenis waarin zowel west, centraal als oost aan bod komt en wat positieve resultaten van culturen worden getoond. Maar het is uiteindelijk de bedoeling om over te gaan naar de creatie van het nieuwe Oezbekistan dat eigenlijk nog maar twintig jaar bestaat. Een land van kansen, een land van mogelijkheden. Een land dat op zoek is naar een eigen identiteit en om dat te bewijzen teruggrijpt naar het verleden. Zoals eigenlijk alle landen doen of hebben gedaan. Denk maar aan onze eigen regio en het opgeklopte verhaal van 1302. Ik kan me vergissen – aan de historici om me te corrigeren – maar is dat niet de enige veldslag die Vlaanderen ooit echt heeft gewonnen? En dan nog zonder de Brabanders en de Limburgers. En zevenhonderd jaar later doen we nog altijd alsof we daarmee de Champions League hebben gewonnen. Maar dan nog blijft de vraag: in welke categorie?
Terwijl ik dit opteken, kijk ik vanop de bus naar de voorbijschuivende velden en zie voornamelijk vrouwen die onkruid aan het wieden zijn. Ook al is (of lijkt) de situatie hier voor vrouwen beter te zijn dan in heel wat andere moslimlanden, toch betekent dat niet dat er gelijkheid is. Koppeltjes zie je hier niet op straat lopen. En toen een medereiziger een groepje van een viertal vrouwen wou fotograferen, waren die enthousiast, zoals bijna altijd hier. Maar de kopjes gingen snel naar beneden en de onderdanigheid nam de overhand, toen een begeleidende man dit verbood. Ook al lijkt alles vrijer, we hebben geen idee van wat er binnenskamers gebeurt. En dat brengt mijn gedachten telkens weer naar die kidnapping.
Vrijdag, 19 mei 2023
We bezoeken vandaag uitgebreid Registan. We worden daarin begeleid door een toch wel merkwaardige gids. Een jonge man met machistische trekjes die beweert leraar Engels te zijn, maar voortdurend aangehouden inspanningen doet om de taal van Shakespeare heruit te vinden. Ik heb de indruk dat hij – indien mogelijk – er zelfs naamvallen zou willen aan toevoegen. Ik weet wel, in het West-Vlaams hebben wij dubbele comparatieven zoals “rapperder”, maar ik heb wel nooit van dubbele superlatieven in het Engels gehoord. Het is dus echt wel oren spitsen om de woordenvloed- en brij van de man te volgen om de “most mainest points of istorie” te kunnen volgen. Nu ja, elk vogeltje zingt zoals het gebekt is en het herinnert me eraan dat ik mezelf gisteren hoorde zeggen “er is geen kat die ernaar kraait”. Voilà, we kunnen over naar de orde van de dag.
De gebouwen aan het Registanplein lijken wel sprookjespaleizen. Mijn Duitse gids omschrijft Samarkand (= rijke stad en minstens even oud als Babylon of Rome) als “ein magischer Sehnsuchtsort, wovon wir immer verzaubert bleiben werden”. We moeten hier de heersers van de Sovjet-Unie (CCCP of USSR) heel erg dankbaar zijn dat ze dit cultureel onroerend erfgoed hebben weten te bewaren en restaureren, zodat we al die monumenten in hun pracht en praal kunnen zien. Die pracht en praal van onroerend erfgoed dat terecht op de UNESCO-lijst staat. Met toch een randbemerking. Het is onroerend erfgoed, waarbij het immateriële erfgoed (geschiedenis, verhalen, gebruiken en tradities) moet worden gecommuniceerd (gidsen of kleine musea) wegens nauwelijks of niet meer aanwezig. De kleine studeerkamertjes in de madrassa’s zijn nu bijna allemaal souvenirwinkeltjes geworden. Al haast ik me erbij te vertellen dat er geen opdringerigheid vanuit gaat. Toch denk ik bij een dergelijke toestand – en uiteraard niet enkel hier in Oezbekistan – telkens weer aan het verhaal van Christus en de kooplui in de tempel. Het lijkt een thema dat bij elke godsdienst hoort. Ik denk voor de christelijke wereld hierbij aan Lourdes en ook aan Assissi, waar je schandalig veel moet betalen om de kerk van het archetype van armoedig bestaan te bezoeken. Franciscus lijkt in zijn graf daarom waarschijnlijk meer op een draaiende derwisj dan op een schamele broeder in gatige en sletige pij. Er zijn niet genoeg karwatsen in deze wereld om ze allemaal de tempel, de kerk of de moskee uit te jagen, om het bij de islam en het christendom te houden. Geen idee hoe het bij de joden zit, alhoewel ik een donkerblauw vermoeden heb, dat het daar niet kan.
Dit alles neemt niet weg dat de gebouwen van Registan oogverblindend mooi zijn en daarom ook heel veel toeristen lokken. Ik hoor naast Oezbeeks en Russisch vooral Frans en ook wel Italiaans.
Ondertussen neemt onze magistrale gids ons wel mee naar sommige van die winkeltjes, waar nog ambachten worden uitgevoerd. Ik leer dat je echte zijde kunt ontdekken door er wat vuur aan te steken, maar nog eenvoudiger door de zijde in je hand te verfrommelen, waarna ze bij bevrijding weer openbloeit. Mij interesseert echter meer het masterclassje muziekinstrumenten. De demonstratie van vooral snaarinstrumenten, maar ook een soort tamboerijn en een twee meter lange hoorn getuigen van de kunde van de muzikant en geven meteen ook een beeld van de diversiteit van instrumenten die bij ons totaal onbekend zijn.
Bij een demonstratie van boerka’s wordt onze gids even in verlegenheid gebracht, maar ons wordt duidelijk hoe vrouwen op deze manier werden onderdrukt. Het bekendste is die zwarte boerka, waarbij de buitenstaander niks ziet, maar de afgedekte vrouw blijkbaar nog altijd een redelijke kijk op de wereld heeft. In die tweede kleurige is het zicht al beperkter, ondanks de kleuren. De derde – van Tadzjiekse oorsprong – lijkt het meest vrijheid te geven. De vele metalen plaatjes bedekken op een andere manier het gezicht. Maar hij zou eigenlijk wel de ergste zijn, omdat die metalen plaatjes in de winter ijskoud en in de zomer brandend heet zijn. Binnen blijven lijkt daarbij de boodschap. Verschrikkelijk. Ook hier heeft het Sovjetregime ervoor gezorgd dat Oezbekistan de sluier en dergelijke martelkleren heeft afgelegd en niet zoals Afghanistan in duistere tijden is blijven hangen. Het stelt het beeld van het regime in Moskou uit die tijd toch wel bij. Ook al zijn we er nog lang niet.
En toch blijft er nog iets hangen van dat patriarchale systeem, waarbij de vrouwen in een stamboom tot drie generaties beperkt blijven: kind-moeder-grootmoeder. Bij mannen heb je zeven generaties: achterkleinkind-kleinkind-kind-vader-grootvader-overgrootvader-achterovergrootvader.
Een bezoek aan het observatorium brengt ons misschien wel bij de echte held van Oezbekistan. Ulug’Bek. De man was de kleinzoon van Amir Timur (zie morgen), maar in tegenstelling tot zijn grootvader wijdde hij zich helemaal aan de wetenschappen en de kunst en cultuur. Hij was in ieder geval zijn tijd ver vooruit en wist de stand van heel wat sterren te bepalen. Ook weer bij ons minder bekend, maar zeker niet minder dan Ptolemaios of Tycho Brache. Getuige daarvan de grote stenen geul die al in de vijftiende eeuw als sextant diende. Zijn credo was: godsdiensten verwaaien, imperiums gaan ten gronde, maar prestaties van geleerden zijn voor eeuwig. Toch heeft dit vredevol credo hem niet veel bijgebracht, want hij werd vakkundig het hoekje om geholpen, onder andere met medewerking van zijn zoon.
Het laatste bezoek van alweer een volle dag is het kerkhof van Shohizinda. Monumentale poort en mooie mausoleums langsheen een redelijk steile trap brengen ons bij het huidige kerkhof. Dat interesseerde mij eigenlijk het meeste, maar dat was dan weer afgesloten. Jammer.
Er hingen instructies voor de bezoekers met die ene vreemde zin: As far as possible, women should be dressed decently. Hoe ver mag een vrouw dan gaan? Of net niet?
Zaterdag, 20 mei 2023
Misschien wel met wat lichte tegenzin vatten we de tocht van tachtig kilometer naar het zuidelijke Shahrisabz aan. Drie uur neemt de tocht in beslag, met andere woorden we halen niet eens dertig kilometer per uur. Met het vooruitzicht van nog eens drie uur terugweg. Dat allemaal om één paleis Oq Saroy te bezoeken. Toch is de tocht niet umsonst, want we krijgen hier een hele andere setting. De toegangspoort is gigantisch. En voor het eerst doet het wat westers aan, iets waarin onze merkwaardige gids mij gelijk geeft. Het geeft wat de indruk van een burcht. Er is hier ook gekozen voor een zachte restauratie. Dat betekent dat de poort niet helemaal met mozaïek of majolica is bezet, maar ook grote stukken blote muur toont.
De poort is de toegang tot een zeer groot terrein waar zich vroeger het immense paleis moet hebben bevonden, maar nu vooral door moderne gebouwen wordt omzoomd, waardoor UNESCO de evolutie streng in de gaten houdt om grotere erfgoedmalheuren te voorkomen. In een van die gebouwtjes zitten jonge vrouwen ongenadig hard op naaimachines te werken. Ze durven nauwelijks opkijken. Oezbeekse sweatshops. Ondertussen zijn we ook wel een occasioneel bruidspaar tegengekomen voor een opmerkelijke fotoshoot.
Wanneer je door de poort stapt, valt onmiddellijk een zeer groot beeld van Amir Timur (of ook Timur Lenk of Tamerlan, geboren in de buurt van Shahrisabz) op. Deze heerser uit de middeleeuwen is aan enorme comeback toe. Aanvankelijk werd hij afgeschilderd als een wrede tiran die leefde van moordende veroveringstochten en versmachtende gebiedsuitbreidingen. Volgens de sagen was hij een van de grootste moordenaars uit de middeleeuwen en wordt hij vaak in een adem vernoemd met Alexander de Grote en Dzjengis Khan. Hij zou bovendien half verlamd zijn geweest, maar IJzeren Timur wordt steeds meer naar voor geschoven als de nationale held van Oezbekistan. Identitaire toe-eigening van een historisch persoon die nu wel nummer één zou staan op de lijst van honderd bekende Oezbeken. Vanop zijn heuvels van schedels zou hij echter ook kunstminnend zijn geweest en de poëzie een warm hart hebben toegedragen. Misschien daarom ook dat hij nu wat het epitheton ornans van verlicht despoot krijgt toegedicht. Of verdient ieder land zijn held?
In Bert Brechts Das Leben des Galilei zegt een figuur ergens: Glücklich das Land, das Helden hat. Waarop Galilei antwoordt: Glücklich das Land, das keine Helden braucht. Voor het grootste deel heeft Brecht natuurlijk gelijk, want helden zijn heel vaak aan oorlog en geweld verbonden en creëren vaak tegenovergestelde beelden. Voor mij is Napoleon in de eerste plaats een massamoordenaar, maar ga dat maar eens in Frankrijk vertellen op een Place Napoleon of in een Lycée Bonaparte.
Nu, de wandeling op het grote terrein toont in ieder geval toch dat onze Timur heel wat heeft verwezenlijkt. En wie ben ik om Oezbekistan zijn historische reus te ontzeggen. Meer bevreemdt het mij dat ik nooit eerder – voor zover ik mij kan herinneren – in het vak geschiedenis iets van die man heb gehoord. Misschien zou de 650 jaar oude plataan ons hierover meer kunnen vertellen, mocht hij kunnen praten.
Onderweg is er veel diversiteit. Dorpen wisselen af met weiden, graangewassen, boomgaarden en hier en daar zelfs een marktje. Waar geen afwisseling inzit, zijn de ontelbare putten en oneffenheden in de weg, waardoor de terugweg naar Samarkand toch weer langzaam gaat. Men rijdt hier wel rechts, maar dan op de linkerrijstrook, zodra er meer dan één rijstrook is. Inhalen gebeurt rechts. En het verkeer verloopt al bij al gedisciplineerd met heel wat courtoisie voor overstekende voetgangers.
Zo loopt een lange dag alweer ten einde.
Zondag 21 mei 2023 – This the end
We beginnen aan onze laatste dag. En plots schiet me het verhaal van het strontkwartet te binnen, een leuk spel dat we af en toe met de kleinkinderen spelen. Niet dat we dat hier hebben gespeeld, maar na de rit met de kamelen zagen we toch hoe snel de natuur in werking kan treden. De staart van één van de kamelen ging omhoog en het resultaat was een ferme drol. Een natuurlijke behoefte die in minder dan een halve minuut door mestkevers onder handen, sorry poten werd genomen. Het is mij een vraag, hoe zij dat roken en waar ze vandaan kwamen, want die halve minuut is zelfs aan de hoge kant. En ze begonnen onmiddellijk aan hun arbeid door stukken stront die minstens dubbel zo groot waren als zijzelf al rollend naar hun hol te brengen. Wonderbaarlijk en ingenieus.
Ondertussen zitten we op de sneltrein op weg naar onze eindbestemming: Tashkent. Een rit van ongeveer twee uur. We rijden met een snelheid van 200 tot 230 kilometer per uur. Het is buiten tweeëndertig graden en we zien hier een eerder groen landschap.
Verslagen tikken in een bus op een hobbelige weg is niet altijd evident. In de vorige bijdragen zullen hier en daar nog wel wat foutjes staan die ik ook bij het nalezen over het hoofd heb gezien. Gelukkig meldde mij zus mij dat op een klavier de g en de h naast elkaar staan, zodat ik daar nog iets kon rechtzetten. Ik ben ervan overtuigd dat de klaviermakers niet de grootste vrienden van de West-Vlamingen, want wie “gaalt get nu in zijn goofd” om die twee letters g en h naast elkaar te zetten, het is “hodheklaahd”.
Onze macho gids stond klaar om ons op deze laatste dag naar het paleis ban Bibi Chanoum te brengen. Hij vertelt er ongeveer dertien versies van een sage over Amir Timur die medereiziger Dirk in een kleine halve minuut klaar en duidelijk kan vertellen. Onze vriend Amir had een Chinese vrouw. Hij ging op veroveringstocht en gaf een architect de opdracht om het grootste paleis ooit te bouwen. Wat gebeuren moest, gebeurde. Architect en vrouw deelden de – hier doorgaans zeer brede – bedsponde. Bij thuiskomst liet de jaloerse veldheer de architect onthoofden. Zijn vrouw – en alle vrouwen – moest vanaf dan een sluier dragen. Zo simpel is het verhaal. Klaar en duidelijk.
Onze gids probeert ons telkens te verzamelen met ons aan te spreken als de Belgian Kindergarten. Ik wijs hem erop dat dit toch niet zo wordt geapprecieerd en dan houdt hij er toch mee op. Misschien als uitsmijter nog een van zijn mooie Engelse zinnen: “It’s a bit too a lot”. Gelukkig geeft deze gediplomeerde leraar Engels geen les: “that’s the mainest thing for Uzbek children”.
Daarna zijn we vrij en kunnen we de plaatselijke bazaar bezoeken. Zeer netjes. Kruiden, specerijen en gedroogd fruit in alle vormen en kleuren. Het is een levendige bedoening.
Van daar brengen we een bezoek aan het mausoleum van Islom Karimov, de eerste Oezbeekse president. De tekst voor zijn graf luidt: This is a sacred and eternal place where the first president of the republic of Uzbekistan the great statesman and politician, the respectable and honorable son of Uzbek people Islom Karimov rests.
Bemerk de Amerikaans-Engelse spelling in deze eerder krakkemikkige tekst. Het gaat hier wel degelijk om een dictator met een slechte reputatie. Hij had de “eer” om een land vanaf nul te mogen opbouwen en deed dat vaak niets of niemand ontziend. Maar hij wordt duidelijk geëerd, want het is een echte begankenis met mensen die voor het graf zelfs bidden. Dictators worden volkshelden, blijkbaar ook in dit land.
Een frisse pint en gesprekken over identiteit, tradities en (romantische) geschiedenis vullen de rest van de voormiddag. Ook het gebruik van de hurktoiletten is aan de orde. Hoe doe je die reiniging nu goed?
Na het laatste middagmaal (borsjt) in een privéhuis met grote binnenhof bezoeken we een halve toeristenval, een soort pleziertuin. Maar we krijgen er wel aanschouwelijk voorgesteld hoe je van moerbeiboombast Samarkand handgeschept papier kunt maken. Dat papier is tegelijkertijd erg sterk en afwasbaar bij fouten. Ideaal voor schilderijtjes.
Van daar gaat het naar onze trein en denderen we nu door het Oezbeekse landschap op weg naar het hotel waar we onze eerste nacht doorbrachten. Oezbekistan zit er bijna op.
Het was een absolute ervaring en een voorrecht om dit land te bezoeken. In mijn allereerste bijdrage had ik het over het “Inbegriff von Exotik” en uiteindelijk is het dat ook geworden. Van het museum in Nukus over een eerste kennismaking met de sprookjesgebouwen in Khyva en nog meer van dat in Bukhara tot een nacht in een joert met de zalige klanken en het gezang van die lokale zanger. Van zwemmen in een nieuw meer tot het overweldigende Samarkand. Goed eten, hopen groenten, wat flauw bier, lekkere vodka. Een land in ontwikkeling, mensen die vooruit willen (maar nog een weg te gaan hebben) en natuurlijk ook dat incident met dat meisje. Maar laat dat nu niet deze reis overschaduwen, want die was te mooi (om waar te zijn?).
En hierbij leg ik deze reis neer.